Vrijheid van meningsuiting is niet altijd cool

“Viese rvuil verwende kankerhoer dat je ben hoop dat je binnenkort dood valt het liefs doe ik het zelf.” Toen zangeres Anouk vorige week maandag wakker werd, vond ze op haar haar Facebookpagina in plaats van de gebruikelijke lofzangen van haar fans het gefulmineer van haar tegenstanders in het Zwarte Pietendebat, die haar digitaal onderkotsten. De zwarte drab vol spelfouten (flesje Dropshot gedronken?) droop van haar prikbord af.

anouk haattweet

Iets vergelijkbaars overkwam Paulien Huizinga afgelopen donderdag vlak na de uitzending van Expeditie Robinson, een spelprogramma waarin bekende Nederlanders op een eiland worden uitgehongerd en spellen tegen elkaar moeten spelen. Het resultaat is een aaneenschakeling van valse beweringen en achterbakse acties; verbondjes tussen spelers en samenzweerderige beloftes houden nog geen dag stand, en elke week krijgt de kijker de eindeloze besprekingen van ieders complottheorieën te zien. Afgelopen donderdag leverde Paulien samen met Géza haar tegenspelers een valse streek, waardoor niet zij werd weggestemd door de eilandbewoners, maar publiekslieveling Jan. Na de uitzending regende het scheldwoorden op Twitter, waaronder ‘naaier’, ‘laag kutwijf’, ‘mega stom kut mens’ en ‘smerige hoerenstreek’. Wat ze deed was inderdaad niet chic, maar het hoort bij het spel, en de ene kandidaat gaat daar wat verder in dan de ander. Zijn zulke serieuze verwensingen gerechtvaardigd als reactie op een (niet zo serieus) spelprogramma?

Schermafbeelding 2013-11-06 om 10.42.13

Digitaal schelden lijkt de trend. Monique Burger, eigenaresse van De Nieuwe Boekhandel in Amsterdam en bekend van het DWDD-boekverkoperspanel, werd op Twitter bedreigd nadat ze een column had geschreven over de aanloop van ‘arme mensen’ in haar boekwinkel in Bos en Lommer die het gratis Droomboek voor de koning kwamen ophalen. En een ruit van haar winkel werd ingegooid.

En in de Volkskrant van afgelopen donderdag stond het bericht dat er dagelijks zo’n 35.000 dreigberichten verschijnen op Twitter. Tweehonderd daarvan vindt de politie ernstig genoeg om te onderzoeken. De politie hanteert deze definitie van een dreigtweet: een bericht waarin de twitteraar dreigt met geweld tegen een persoon, een gebouw of eigendommen van een ander. Het gaat niet om scheldwoorden, maar om variaties op ‘Ik steek je neer’ en ‘Ik ga het klaslokaal opblazen’.

Nog eentje van de pagina van Anouk:

Schermafbeelding 2013-11-06 om 10.25.41

Het zal je maar gezegd worden. Waarom kan zo’n zin gewoon op iemands Facebookpagina worden geschreven? Valt zo’n bericht onder de ‘vrijheid van meningsuiting’ waar we zo trots op zijn? En: ik begrijp dat de politie de grens trekt bij potentieel gevaarlijke acties of daden en niet achter elk scheldwoord kan aangaan, maar waarom nemen Facebook en Twitter zelf geen maatregelen? Verbeter de algoritmes. Markeer dit soort tirades als spam of ongepast en laat het systeem leren door steeds meer woorden en woordcombinaties toe te voegen. Berichten die als ongepast worden aangemerkt, moet de gebruiker vervolgens toelaten of definitief verwijderen. Zo kunnen voorvechters van het vrije woord ervoor kiezen om elke vorm van belediging toe te laten.

Om mensen bewust te maken van gedragscodes op sociale media zie ik een campagne van SIRE voor me. Bijvoorbeeld met een plaatje van iemand die een emmer dunne bruine kak over zich heen krijgt en de tekst: “Zou jij de diarree van een ander over je heen willen?”

Want het huidige beleid is om te kotsen.

Deze column werd eerder gepubliceerd op de website van HP/De Tijd.

Getagged , ,

Loyaliteit

‘O, ik zie het al, ze heeft l’amour nodig.’ De fietsenmaker houdt mijn fiets vast bij het stuur en schudt zachtjes. Het is net alsof ik in de spreekkamer van een huisarts ben. Mijn klacht is: alles rammelt. Als ik fiets, maak ik zo’n kabaal dat degene met wie ik samen rij me niet kan verstaan. ‘Laat haar maar een nachtje bij ons logeren, morgen is ze opgeknapt.’

Het is niet de eerste keer dat ik bij deze fietsendokter ben. Ik kom hier graag; het is inmiddels zelfs zo dat ik niet meer scheld maar glimlach als ik onderweg een lekke band krijg. Volgens mijn vriend gaan normale mensen dan naar de dichtstbijzijnde fietsenmaker, ik loop liever een half uur zodat mijn fiets een nachtje bij Theo kan doorbrengen. Dat heet loyaliteit.

Deze week keek ik naar Tegenlicht; de aflevering heette De mensen van nu. Het was een portret van dertigers en hoe de crisis hun leven beïnvloedt. Bezit en carrière zouden minder belangrijk zijn dan vroeger. Iemands waarde zit tegenwoordig in kennis, gedachtegoed en vernieuwende ideeën. De dertigers hebben een eigen bedrijfje, een vast salaris is niet belangrijk. De crisisgeneratie ontleent geen status aan auto’s, huizen en tweede huizen, en denkt bovendien in oplossingen. Toegang is daarbij belangrijker dan eigendom: als we iets niet zelf kunnen, kijken we om ons heen of we iemand kennen die wel een site kan bouwen, een verhuisbusje te leen heeft of weet hoe vaak je een vriezer moet ontdooien.

Delen, ruilen en ondernemen dus. Dat klinkt veelbelovend voor de toekomst. Maar wat deze generatie volgens mij mist, is loyaliteit. We hebben niet meer jarenlang hetzelfde krantenabonnement, dezelfde werkgever of een vast tandpastamerk. Als een product ergens anders beter of goedkoper is, kiezen we daarvoor. Als de service die we nodig hebben dichterbij ook te vinden is, kiezen we daarvoor.

Toch is het altijd druk in Theo’s fietsenwinkel, en de klanten zijn vast niet enkel buurtbewoners. Terwijl ik sta te wachten, houd ik een kleine steekproef: de mensen uit een ander stadsdeel zeggen allemaal om te fietsen voor de klantvriendelijkheid. Ik vraag Theo wat hij denkt dat zijn geheim is. “Je zou denken dat het hier om de fietsen gaat, maar het gaat om de mensen. Ik denk niet aan mijn eigen winkel, maar verplaats me in de persoon aan de andere kant van de toonbank. Als een klant bijvoorbeeld terugkomt met een gloednieuwe fiets waarvan de pedalen stuk zijn, dan zet ik er kosteloos nieuwe op, ook al vallen pedalen nooit onder de garantie. Die drie euro investeer ik, want dat is winst op termijn.”

De klanten van Theo komen terug voor hem. Al vijfendertig jaar, crisis of niet. Daar kan de flex-generatie nog wat van opsteken, want van al dat delen en switchen worden mensen niet loyaler. En dat merken we op den duur aan onze klantenbinding.

 

Tegenlicht: mensen van nu

 

(Deze column schreef ik voor HP/De Tijd)

 

Een avondje Nick & Simon spelen

Ik wilde altijd al eens op de ronddraaiende stoelen van The Voice zitten. Vrijdag mocht het, voor de lancering van boekenconcept Nieuwzoet in Amsterdam.

Het waren niet de echte Voice-stoelen met rode drukknop en de lichtgevende letters ‘I want you’ onder je voeten, maar vier enigszins krakkemikkige bureaustoelen. Mede-jurylid Rob Waumans zei iets over het formaat van zijn zetel (‘Meer iets voor een dwerg’), maar was wel tevreden met zijn draaiende functie. Daar ging het vanavond tenslotte om.

De belangrijkste boodschap van talentenjachtconcept The Voice of Holland is: de verpakking kan misleidend zijn. Het gaat om de inhoud, niet om hoe iemand eruit ziet. Dat idee geldt ook voor een boek, vinden ze bij Nieuwzoet. Het plaatje voorop geeft zelden een goed beeld van de inhoud en de schreeuwende aanbevelingsteksten op de cover zijn uitgekauwde verkooptrucs. Weg ermee, lees de eerste bladzijde en bepaal of een verhaal jouw smaak is, is het devies.

Tijdens literaire avond Lamoer is het idee van Nieuwzoet voor één avond vertaald naar theater. Blind auditions voor boeken dus. Vier auteurs op ronddraaiende bureaustoelen als jury: Paulien Corneslisse, Rob Waumans, Gerbrand Bakker en ik. En acteur Marcel Musters die van drie boeken de eerste pagina voorleest. Een goddelijke stem waarmee je elke nacht wel in slaap wil vallen, maar dat terzijde.

Het eerste fragment begint met iemand die op de begrafenis van zijn vader is en in zichzelf iets zegt over ‘een dikke pik’ en ‘de gleuf van mijn moeder’. Dit alles is zo verwarrend dat niemand draait. Het fragment blijkt van Michel Houellebecq te zijn. In het publiek galmt het oh’s en ah’s en Paulien verdedigt de jury. Wij doen niets verkeerds, Houellebecq is een goede schrijver, maar dat betekent nog niet dat zijn stijl iedereen meteen aanspreekt.

Voor het tweede fragment draaien Rob (vrij snel) en ik (vrij laat). Rob wil halverwege bladzijde één weer terugdraaien, maar Gerbrand houdt hem tegen (‘Zo werkt het niet, vriend’). In fragment drie praat iemand tegen zichzelf in de jij-vorm. Of klopt wat Rob zegt en wordt de lezer direct aangesproken? Hoe dan ook, Paulien kaapt het derde boek.

En zo konden we nog uren doorgaan.

Lancering Nieuwzoet sept 2013

(Deze blog schreef ik voor de website van Nieuwzoet.)

Getagged , ,

In sommige oorlogsvragen schuilt een miniroman

(Onderstaand bericht schreef ik voor Volkskrant.nl, als vervolg op dit bericht.)

beeld 2 voor Vonk

Na een oproep kreeg ik honderden reacties van mensen die ook wilden weten hoe hun familieleden de oorlog beleefden.

Het idee voor ‘Vragen aan oma‘ ontstond naar aanleiding van de gesprekken met mijn eigen oma (nu 90 jaar). Het verhaal van mijn oma in de oorlog was nog veel spannender dan ik me ooit kon voorstellen. Gezocht door de Gestapo, vertrokken uit bezet gebied, koningin Wilhelmina ontmoet, in de oorlog een lintje geweigerd.

Het is toch zonde als die verhalen verloren gaan, dacht ik. Afgelopen weken ontdekte ik dat ik niet de enige ben die vragen heeft over het oorlogsverleden van familieleden en benieuwd is hoe het dagelijks leven tussen ’40 en ’45 precies verliep. Via Twitter, mail, Facebook en de website kwamen een paar honderd vragen binnen.

Ik kreeg zowel ‘algemene’ vragen binnen over het leven in oorlogstijd, als hele persoonlijke. Sommige waren zelfs intiem omdat ze ook qua formulering specifiek gericht waren aan iemands eigen grootouder en echt over hun persoonlijke situatie gaat. Deze vraag ontroerde mij: ‘Lieve oma, hebt u opa ooit gevraagd naar het verhaal achter het schilderijtje dat hij heeft gemaakt na de oorlog? U weet wel, die pentekening van die boom met die twee kruizen ernaast met Duitse helmen erop?’

Lees verder

Getagged ,

Wat zou jij van je oma of opa willen weten over de oorlog?

(In de aanloop naar 4&5 mei schreef ik dit bericht voor Volkskrant.nl)

Mijn oma zat tijdens de Tweede Wereldoorlog in het verzet. Op een dag zag ze in de verte een overvalauto en sprong net op tijd uit de trein. Ze deed er acht maanden over om van Amsterdam naar Londen te vluchten, via enorme omwegen die ze grotendeels te voet aflegde. In Engeland trouwde ze met een van de Soldaten van Oranje. Dat ontdekte ik pas toen ik mijn oma ernaar vroeg.

Vorig jaar schreef ik haar verhaal op. Een paar maanden lang ging ik elke zondag naar haar toe en vroeg haar alles wat ik wilde weten over haar belevenissen tussen ’40 en ’45. Ze gaf overal antwoord op. (Zo leerde ik bijvoorbeeld wat ‘kapotjes’ waren …). Zelf heeft mijn oma nooit iets opgeschreven, geen dagboek bijgehouden, geen brieven bewaard, geen reisverslag achteraf. Niets.

beeld voor Vonk [klein]

Lees verder

Getagged , ,

Google Glass: wandelend dagboek of contactgestoord?

Mijn oma zat tijdens de Tweede Wereldoorlog in het verzet. Vorig jaar schreef ik haar verhaal op. Een paar maanden lang ging ik elke zondag naar haar toe en vroeg haar alles wat ik wilde weten over haar belevenissen tussen ’40 en ’45. Ze gaf overal antwoord op. Echt, op iedere vraag (zo leerde ik bijvoorbeeld wat ‘kapotjes’ waren …). Behalve langs mijn oma, bracht ik ook een bezoek aan allerlei archieven om een goed beeld te vormen van die tijd. Wat voor auto’s reden er door de straat? Hoe zag de kleding eruit? Wat voor gordijntjes hingen er voor de ramen? Reden mensen echt op fietsen met houten banden?

In het Stadsarchief van Amsterdam vond ik films en foto’s met echte oorlogsbeelden en in het Nationaal Archief in Den Haag mocht ik het verhoor inzien dat is opgetekend toen mijn oma na een reis van acht maanden in januari 1944 eindelijk in Engeland aankwam. Zelf heeft mijn oma nooit iets opgeschreven, geen dagboek bijgehouden, geen brieven bewaard, geen reisverslag achteraf. Niets.

Er zijn momenten waarop ik haar stilletjes heb vervloekt. Ze had zo veel meegemaakt, waarom heeft ze daar nooit aantekeningen van gemaakt? Dat was nu zulk waardevol materiaal geweest voor het boek. Maar mijn oma was destijds helemaal niet onder de indruk van haar eigen leven, nog steeds niet trouwens. Bovendien was ze bezig met overleven en na de oorlog lag de focus op vooruitkijken, de toekomst, de wederopbouw van Nederland. Ze had helemaal geen tijd om haar eigen geschiedenis op te schrijven.

Voor mijn eigen generatie komt daar een oplossing voor: Google Glass. Een bril met een ingebouwd scherm, camera en computertje. Je legt je leven vast terwijl je het leidt. Met de kinderen naar de speeltuin? Zeg tegen je bril ‘make a picture’ en hij legt het vast. Eenmalig in een ander bed geslapen? Je bril filmt de volgende dag je walk of shame en het filmpje stuur je zo door naar je vriendinnen. Waar is het dichtstbijzijnde benzinestation? Google Glass zoekt ‘m voor je op en navigeert je er zo heen, de route projecteert hij op het glas van de bril. De informatie staat praktisch op je netvlies.

Had mijn oma die bril maar tijdens de oorlog. Dan had ze me een aantal videobestanden gegeven en kon ik meteen beginnen met het verhaal. Had maanden research gescheeld. Toch ben ik blij dat het niet zo is gegaan. Want dan had ik al die gesprekken met haar over de oorlog misschien niet gevoerd. Dan had ze me een aantal mp3-bestanden gegeven en de groeten. Maar dankzij de vele gesprekken die we voerden, heb ik het verhaal van haar persoonlijk gehoord.

Google Glass gaat ervoor zorgen dat wij nog minder met elkaar communiceren en meer op de techniek vertrouwen. In Londen iemand de weg vragen en met diegene in een pub belanden? Gaat niet meer gebeuren. Sta je bij de rugbywedstrijd van je zoontje? Grote kans dat je ondertussen De Wereld Draait Door op je bril projecteert. Niet echt sociaal voor je kind en ook niet voor de andere ouders langs het veld.

Techniek is cool, maar het moet niet zo ver gaan dat we contactgestoord worden. De gesprekken met mijn oma had ik nooit willen missen. Aan het einde van het laatste interview zei ze: ‘Ik denk dat niemand mij nu beter kent dan jij’.

Getagged , ,

Top-5 eigenschappen van een goede Mol

Ruim twee miljoen Nederlanders kunnen vanavond hun Molboekje ritueel verbranden en weer slapen zonder te piekeren, want even na 20.30 uur is eindelijk bekend wie de Mol is van seizoen 13. Vorige week brak AVRO’s Wie is de Mol? opnieuw haar eigen kijkcijferrecord. Er keken ruim 2,3 miljoen mensen en daarmee is het de best bekeken aflevering van het spelprogramma ooit.

Vooruitblikkend op de finale-uitzending is het na twaalf mollen een goed moment om de balans op te maken: wat zijn de vijf beste eigenschappen van een goede Mol?

1. Super sluwheid

De nummer één eigenschap komt niet van een mol maar van een ander dier: de vos. Sluwheid is in dit spel een vereiste om de rol van mol uitmuntend te spelen en niet ontdekt te worden. Een goede Mol sluit met iedereen vriendschap, wint vertrouwen en maakt dan bij al zijn nieuwe ‘vrienden’ een andere ‘vriend’ verdacht. De illusie wekken dat zij gezamenlijk een vijand hebben, schept een band. En dat terwijl de Mol zelf de vijand is.

2. Ongekende sabotagetechnieken

Het is misschien wel de moeilijkste taak van de Mol: elke opdracht moet onopvallend gedwarsboomd worden. Dit vereist super sabotagekwaliteiten. De Mol kan zelf een opdracht laten mislukken door met opzet maar ongemerkt fouten te maken, verwarring te zaaien of met geveinsde onwetendheid vragen verkeerd te beantwoorden. Maar de Mol kan ook een andere kandidaat voor zijn karretje spannen zodat hij zelf niet opvalt als stoorzender. Hogere sabotagekunst.

3. Hongerig zijn

Een topmol snakt elke minuut naar informatie en wil precies weten wat er speelt in de groep. Hij of zij is hongerig naar anekdotes, verdachte gebeurtenissen en geheime samenwerkingen. Deze informatie inwinnen gebeurt op slinkse wijze en samenzweerderige toon en in alle hoeken van het spel, dat wil zeggen met en zonder camera, want een goede Mol is dat 24/7. Fijne bijkomstigheid van het beheersen van deze techniek: het is voor een kandidaat van levensbelang om zoveel mogelijk over andere kandidaten te weten. Een Mol die continu informatie lospeutert, verdient zo binnen de groep ook het kandidatenimago.

4. Paniek zaaien

Een goede mol saboteert niet alleen tijdens de opdrachten maar zaait ook verwarring en paniek op onverwachte momenten. Op de hotelkamer, aan het ontbijt, in de bus en in het vliegtuig. Kees Tol, kanshebber voor de Mol van dit seizoen, deed dat subliem: penningmeester Tania raakte de geldpot kwijt en Kees vond (of jatte de pot van haar, dat weten we nog niet) de envelop met al het groepsgeld in de bus. In plaats van dat hij de pot aan haar teruggaf confronteerde hij haar pas dagen later, in het bijzijn van de hele groep. ‘We hebben met z’n allen zo hard gewerkt voor al dat geld en jij raakt het zomaar kwijt?!’ Alle kandidaten waren het daarmee eens, er werd openlijk gestemd voor een nieuwe penningmeester (een functie die ook weer om vertrouwen draait) en zo stookte Kees iedereen tegen elkaar op. Paniek om geld zonder dat er een opdracht wordt gespeeld, briljant.

5. Onverwacht acteertalent

De Mol moet continu acteren, en dat nog geloofwaardig doen ook. Een supermol slaagt erin zich binnen de groep zo te presenteren dat de kandidaten niet verwachten dat hij überhaupt in staat is tot liegen en bedriegen. Dennis Weening (de Mol van seizoen 8) was heer en meester in deze eigenschap. Gedurende het hele seizoen was hij slechts één keer verdacht. Joris Linssen zei destijds tegen een medekandidaat: ‘Dennis kan niet eens liegen, dat vindt hij helemaal niet leuk.’

 

Mooi wel dus. En dat is nu precies waar goed Molschap en het spel Wie is de mol? om draait:Trust nobody’.

Wie is de Mol? Seizoen 13

P.S. Wist je dat het spel in 2001, 2002, 2009, 2010, 2011 en 2012 al werd genomineerd voor de Gouden Televizier-Ring, maar deze prijs nog nooit heeft gewonnen? Op twitter wordt volop gesuggereerd dat het in 2013 dan eindelijk gaat gebeuren.

Getagged , , , ,